knelpunten

7. Knelpunten

 


 

 

In dit hoofdstuk staan we stil bij knelpunten voor zonnedaken, wind- en zonneparken, warmteprojecten en energiebesparing. Daarnaast zijn er algemene financiële en organisatorische uitdagingen, en lukt het niet altijd om lokaal eigendom vorm te geven. Ook een bijzondere tegenslag in 2023: koperdiefstal.

Algemene knelpunten

Een van de grootste uitdagingen voor de coöperatieve beweging is professionalisering. De stap van vrijwilligersorganisatie naar een solide projectorganisatie met eigen productie (wind, zon, warmte) is een grote. Dat geldt zeker voor de ontwikkeling tot een warmtegemeenschap die aan de eisen van de nieuwe warmtewet voldoet.

In de Knelpunteninventarisatie van vorig jaar is uitgebreid ingegaan op de organisatorische uitdagingen. We lichten er een aantal uit die ook dit jaar weer vaak genoemd zijn door de respondenten van de enquête.

Professionalisering

Het overgrote deel van de lokale coöperaties bestaat op dit moment uit kleinschalige vrijwilligersorganisaties met een beperkt budget en beperkte jaaromzet. Dat verandert nu meer coöperaties eigen productie-installaties in beheer hebben en daar inkomsten uit halen.

Daarnaast halen de coöperaties inkomsten uit de opbrengsten van collectieve inkoopacties, energielevering, productie en adviesopdrachten. Ze ontwikkelen zich daarmee steeds meer als maatschappelijke onderneming. Meer coöperaties hebben mensen op de loonlijst staan en/of mensen die op projectbasis tegen betaling werken (zie ook het hoofdstuk Burgercollectieven).

Afhankelijkheid van vrijwilligers maakt kwetsbaar

Tegelijkertijd wordt ook veel gewerkt met vrijwilligers en deze afhankelijkheid van vrijwilligers maakt kwetsbaar, zo geven veel initiatiefnemers aan (enquête, gesprekken). Een coöperatie: “We lopen aan tegen de grenzen van vrijwilligheid en hebben een pauze ingelast voor nieuwe opwekprojecten”.

Een andere coöperatie verwoordt het als volgt: “We missen de vele handen die licht werk maken, dus we komen veel basiskracht tekort – voor zaken als communicatie, administratie, het  inrichten Econobis – en handen om onze operationele capaciteit te vergroten."

Dilemma’s bij professionalisering

De professionalisering levert ook dilemma’s en vragen op. Want wil je met de organisatie de omslag naar een meer bedrijfsmatige aanpak maken? Is schaalvergroting nodig en zo ja, hoe houd je dan binding met de lokale omgeving? Aan die professionaliseringsslag wordt inmiddels hard gewerkt in alle delen van het land.

Regionale dienstenbedrijven

De coöperaties krijgen ondersteuning van regionale of provinciale projectbureaus. De afgelopen jaren is dit ondersteuningsnetwerk versterkt; in vrijwel elke provincie is een koepel aanwezig. Daarnaast zijn verschillende gespecialiseerde coöperatieve dienstverleners actief.

Dat ook de ontwikkeling van deze ondersteunende diensten niet vanzelf gaat, blijkt uit het stopzetten van de activiteiten van Bronnen VanOns (BVO). BVO was opgezet om grootschalige zonneparken te ontwikkelen voor en met lokale coöperaties.

Het is niet gelukt om een levensvatbaar dienstverlenend bedrijf op te zetten; eind 2023 zijn de activiteiten stopgezet. Zie ook verderop >.

Bestuursopvolging is lastig

Het is lastig om nieuwe bestuursleden te vinden, zo geeft 36% van de respondenten op de enquête aan (van totaal 213 respondenten). Het vinden van nieuwe vrijwilligers die het besturen van een energiecoöperatie op zich willen nemen, blijft een uitdaging.

Deze functies brengen een behoorlijke (financiële) verantwoordelijkheid en tijdsinvestering met zich mee. Weinig mensen zijn bereid die rol op zich te nemen.

Ledenwerving en -binding

Het aantal leden per coöperatie groeit (zie ook het hoofdstuk Burgercollectieven). Tegelijkertijd is het ook een voortdurende uitdaging om nieuwe leden te werven en ze te behouden, zo horen we van coöperaties. Van de respondenten die de vragen hebben beantwoord over knelpunten en uitdagingen (totaal: 213):

  • 29% vindt werving en behoud van (actieve) leden lastig,
  • 22% vindt het lastig om nieuwe doelgroepen te bereiken.

Een coöperatie zegt hierover:

“We willen 80% van alle inwoners van onze gemeente aan ons te verbinden. Nu is 2,5% van de huishoudens lid maar dat moet meer worden om een echte lokale beweging te worden. Daarnaast is de continuïteit van de organisatie een uitdaging. Als we de organisatie professioneel willen inrichten (niet alleen met vrijwilligers) dan moeten er ook stabiele geldstromen zijn. En dat mag nog worden verbeterd.”

Meer informatie

In de Knelpunteninventarisatie van vorig jaar is nog dieper ingegaan op werving en behoud van (actieve) leden, bestuursopvolging en het bereiken van nieuwe doelgroepen (middengroepen). 

Voorbeeld uit de praktijk

Coöperatieve projectontwikkelaar Bronnen VanOns gestopt

Bronnen VanOns (BVO) was in 2019 opgericht met de bedoeling om coöperaties te ondersteunen bij grootschalige ontwikkeling van zonnevelden in Noord-Nederland. BVO vervulde de rol van ontwikkelaar namens één of meerdere lokale coöperaties.

De ontwikkelactiviteiten van de zonneparken werden ondergebracht in aparte ontwikkel-BV’s waarvan BVO 100% eigenaar was, met de bedoeling dat de coöperatie het eigendom na realisatie zou overnemen. BVO ontving dan een vergoeding voor geleverd werk en een overnameprijs die lager zou zijn dan bij commerciële ontwikkelaars. 

Activiteiten gestaakt

De activiteiten worden eind 2023 gestaakt. Het bleek niet mogelijk om een rendabel projectbureau van de grond te krijgen met beperkte funding (beperkte inleg leden, subsidie, lening). 

Projectfinanciers stelden ondertussen hogere eisen aan de inbreng van eigen vermogen en de businesscase van zonnevelden stond steeds meer onder druk. Ook bleken er verschillende verwachtingen te bestaan tussen BVO en de lokale coöperaties over de overnamewaarde van een zonnepark.

BVO was betrokken bij meerdere zonneparken, waarvan twee in 2023 zijn gerealiseerd (Valgenweg Delfzijl, Pekela). We komen er in het hoofdstuk over collectieve zon op terug.

Wind en zon: knelpunten lokaal eigendom

In het Klimaatakkoord (2019) is afgesproken dat de partijen streven naar 50% lokaal eigendom van wind- en zonneparken. De coöperaties werken al tientallen jaren aan realisatie van lokaal eigendom in de praktijk, ook al ruim vóór de ondertekening van het akkoord.

Er zijn inmiddels een groot aantal wind- en zonneparken in bedrijf waarvan de lokale omgeving mede-eigenaar is. In deze monitor volgen we deze projecten en laten we aan de hand van voorbeelden zien hoe dat vorm krijgt in de praktijk.

Tegelijkertijd is realisatie van lokaal eigendom ook een aanzienlijke uitdaging voor de coöperaties. Dat geldt ook voor beleidsmakers die als bevoegd gezag invloed hebben op de mogelijkheden.

Lokaal eigendom komt niet van de grond

We zien meer voorbeelden waarbij een coöperatie afziet van (mede-)eigendom. Niet alle coöperaties zijn in staat om een rol als lokale eigenaar op te pakken, of willen dat. De financiering met eigen middelen is een uitdaging. De redenen verschillen:

Onvoldoende eigen geld in omgeving 

Eigen kapitaal is nodig om projecten van de grond te krijgen en dat wordt vaak ingebracht door bewoners en bedrijven (zie hoofdstuk Financieel). In gebieden met weinig (kapitaalkrachtige) bewoners is het lastiger om voldoende geld op te halen, zeker voor grootschalige projecten.

Bewuste keuze om geen geld op te halen

Sommige coöperaties willen eigenlijk geen geld ophalen bij bewoners. Dit is alleen voor de kapitaalkrachtigen interessant, vinden ze, terwijl men juist voordelen zoekt voor de hele gemeenschap. Dit blijkt uit het voorbeeld in het Limburgse Reuver (Beesel). Een lastig dilemma want zonder eigen geld wordt het lastig om eigendom te verwerven.  

Onvoldoende organisatiekracht en te grote financiële risico’s

Het vraagt veel van een organisatie om langjarig bezig te zijn met complexe projecten met aanzienlijke financiële risico’s. De marges zijn klein en de uiteindelijke financiële risico’s zo groot, dat zij afzien van de mogelijkheid tot lokaal eigendom. Ook met ondersteuning van een coöperatief projectbureau en toegang tot het Ontwikkelfonds voor energiecoöperaties gaan niet alle coöperaties de uitdaging aan.

Andere participatievormen hebben voorkeur

Meerdere coöperaties zien om genoemde redenen af van lokaal eigendom. Ze geven de voorkeur aan een eenmalige of jaarlijkse bijdrage aan de coöperatie, of een omgevingsfonds of de mogelijkheid voor bewoners om mee te doen met een crowdfundingactie (zonder eigendom).

Soms zijn er afspraken over de winstdeling (Reuver, Limburg). Ze laten de ontwikkeling en beheer over aan een commerciële ontwikkelaar.

We noemen hieronder twee voorbeelden waar lokaal eigendom uiteindelijk niet voor alle projecten van de grond is gekomen: in Groningen en Limburg. In beide gevallen is toegang tot eigen kapitaal een cruciale factor.

Onzeker of ontbrekend beleid lokaal eigendom

Lokale overheden hebben het streven naar lokaal eigendom steeds vaker vastgelegd in lokaal wind- en/of zonbeleid. Tegelijkertijd blijven provincies en gemeenten vaak nog zoekende over hoe dat vorm kan krijgen. De onzekerheid is lastig voor coöperaties en hun partners.

Streven naar 50% lokaal eigendom

De provincies en gemeenten kunnen, als bevoegd gezag voor wind- en zonneparken, dit streven overnemen in hun eigen omgevingsbeleid. Dit versterkt de positie van coöperaties aanzienlijk in de relatie met commerciële ontwikkelaars die mogelijk ook op die locatie willen ontwikkelen.

Zo’n voorkeur moet zijn vastgesteld in een omgevingsvisie, beleidskaders of andere instrumenten zoals een uitnodigingskader of maatschappelijke tender. Als ze eigen gronden hebben, kan het ook onderdeel zijn van het gronduitgiftebeleid.

Veel gemeenten en provincies hebben beleidskaders vastgesteld: een projectinitiatiefnemer krijgt alleen planologische medewerking als er sprake is van lokaal eigendom en/of  aan een aantal andere participatievormen is voldaan.

Overheden vaak nog zoekende

Tegelijkertijd zijn de overheden vaak ook nog zoekende hoe ze met het streven naar 50% lokaal eigendom moeten omgaan. Zo zijn er vragen over de juridische afdwingbaarheid van lokaal eigendom in de ruimtelijke ordeningswetgeving (het is niet afdwingbaar). Ook is het nog niet altijd duidelijk wat met lokaal eigendom wordt bedoeld.

Handhaving lastig

Ook handhaving kan lastig zijn. Voor de kleinere gemeenten kan het lastig zijn om voldoende mankracht en expertise te mobiliseren om toe te zien op de uitwerking van de afspraken, met als gevolg dat er uiteindelijk geen 50% lokaal eigendom wordt gerealiseerd.

Verschillende partijen pleiten voor een landelijke wettelijke borging van 50% eigendom via een resultaatverplichting in de energiewet. De discussies hierover zijn gaande.

Samenwerking met commerciële partners is soms nog zoeken

In de grotere projecten werken coöperaties vaak samen met commerciële partners. Er is dan sprake van gedeeld eigendom, waarbij de coöperatie mede-aandeelhouder is van het wind- of zonnepark. In de meeste gevallen verloopt die samenwerking constructief.

Het lukt niet altijd om met een projectontwikkelaar overeenstemming te bereiken over lokaal eigendom. Dat doet zich met name voor als het zonnedak of -park al ontwikkeld is en de coöperatie zich kan inkopen. Als de overnamekosten te hoog zijn, dan lukt het niet om eigendom te verkrijgen.

Tegelijkertijd kan het ook voor ontwikkelaars lastig zijn als ze met een lokale coöperatie willen samenwerking maar lokaal geen geschikte partner vinden.

Voorbeeld uit de praktijk

Zonnepark Fledderbosch (Groningen)

Dit zonnepark in Ten Boer, ten noorden van de stad Groningen is met de lokale coöperatie ontwikkeld, maar uiteindelijk zonder lokaal eigendom. Het waterschap is eigenaar van de grond. Het wordt 2024 opgeleverd.

Er is een lange geschiedenis aan vooraf gegaan. Het waterschap, de coöperaties en de ontwikkelaar werkten sinds 2018 samen, waarbij Bronnen VanOns (BVO) sinds 2019 optrad als ontwikkelaar namens de lokale coöperatie Energie Cooperatie Ten Boer (ECTB).

Financiering lastig

De inzet was 50% lokaal eigendom. Dat is uiteindelijk niet gelukt. Financiering bleek een probleem, mede omdat het lastig bleek om geld op te halen uit de omgeving. Een crowdfunding actie leverde onvoldoende belangstelling op.

De gemeente Groningen wilde 50% van de aandelen overnemen, maar kon geen overeenstemming bereiken met de ontwikkelaar. Ontwikkelaar Ecorus heeft het zonnepark in 2023 verkocht aan de Duitse CE Group.

Duurzaamheidsfonds

De coöperaties uit Ten Boer en Thesinge en dorpsbelangen Garmerwolde ontvangen een eenmalige bijdrage van 40.000 euro en een jaarlijkse bijdragen van 100.000 euro voor een duurzaamheidsfonds gedurende 25 jaar. Direct omwonenden hebben een vergoeding ontvangen.

Zonneparken in Echt-Susteren (Limburg)

Eind 2019 besloot de gemeente Echt-Susteren dat er ruimte was voor vijf zonneparken (totaal 60 MW). Ze nodigde marktpartijen uit om plannen in te dienen. Een van de uitgangspunten was dat de opbrengsten maximaal dienden terug te vloeien naar de lokale gemeenschap, bijvoorbeeld via een samenwerking met een burgercoöperatie (Beleidskader windparken en zonneparken, 2019).

De situatie plaatste de lokale coöperatie voor een flinke opgave, namelijk: mede vormgeven aan participatie bij vijf grootschalige projecten van verschillende ontwikkelaars die allemaal tegelijkertijd werden ontwikkeld.

Middelen ontbraken

Vanaf het begin instappen als mede-eigenaar bleek niet mogelijk, omdat de middelen voor de voorfinanciering ontbraken.De gemeente, het Ontwikkelfonds Opwek voor Energiecoöperaties, het provinciale duurzaamheidsfonds, Meewind met Energie Samen en een collega-coöperatie boden onvoldoende openingen. 

De financieringvoorwaarden sloten niet aan of drukten op het rendement (met name de risico-opslag), waardoor er weinig overbleef voor participanten uit de omgeving.

Focus op één park

De coöperatie besloot zich voorlopig te concentreren op één zonnepark, Groensebos. In het eerste kwartaal van 2024 wordt een obligatie-uitgifte gestart. Hiermee hopen ze 50% van de aandelen van het zonnepark te kunnen verwerven. De ontwikkelaar financiert voorlopig voor.

De vijf zonneparken leveren bijdragen aan een omgevingsfonds dat wordt beheerd door de gemeente.

Wind en zon: algemene knelpunten

In de projectontwikkeling van wind- en zonneparken lopen coöperaties grotendeels tegen dezelfde uitdagingen aan als niet-coöperatieve ontwikkelaars. We noemen hier een aantal uitdagingen die we tegenkomen bij coöperatieve projecten. 

 

Beperkte beschikbaarheid nieuwe ontwikkellocaties

Coöperaties zijn, net als andere ontwikkelaars, afhankelijk van de beschikbaarheid van nieuwe ontwikkellocaties voor wind- en zonneparken. Als er weinig ontwikkellocaties beschikbaar zijn, dan is er ook weinig bewegingsruimte voor coöperaties om nieuwe projecten op land te ontwikkelen. Overheidsbeleid is de bepalende schakel.

Overheden bepalen

De overheden bepalen in hun omgevingsbeleid op welke locaties en onder welke voorwaarden ontwikkeld kan worden. Ze leggen dat vast in de omgevingsvisie, beleidskaders, een uitnodigingskader of in de voorwaarden van een (maatschappelijke) tenderprocedure. Het lokale beleid is daarbij afhankelijk van het landelijke en provinciale beleid, landelijke wet- en regelgeving en van de ontwikkelingen in de context van de regionale energiestrategieën (RES).

De situatie verschilt per provincie of regio. In verschillende regio’s lopen coöperaties tegen grenzen aan: er zijn geen ontwikkellocaties omdat het beleid geen nieuwe wind- of zonneparken toestaat of het beleidsproces om deze locaties vast te stellen verloopt traag. Dit is ook al in eerdere monitors gesignaleerd.

Beleid verschilt

Het beleid verschilt per provincie en gemeente. Het hangt af van de politieke verhoudingen in de Provinciale Staten en gemeenteraden. De provinciale verkiezingen in 2023 hebben in een aantal provincies tot nieuw wind- en zonbeleid geleid: er zullen geen nieuwe windparken op land en of zonneparken op landbouw- en natuurgronden meer worden toegestaan. Vaak zijn daar al relatief veel windmolens aanwezig (Flevoland, Noord-Holland). In Utrecht met weinig windenergie wil de provincie juist ruimte bieden aan meer windparken; de provincie is bereid om gemeentes daartoe te dwingen.

Nieuwe projecten stokken of vertragen

Het gevolg is dat de ontwikkeling van nieuwe (coöperatieve) projecten in meerdere regio’s stokt, omdat geen nieuwe wind- of zonneparken zijn toestaan of zodanige randvoorwaarden gesteld worden dat geen rendabele ontwikkeling meer mogelijk is.

Zo blijven er in Overijssel inmiddels meerdere plannen voor zonneparken op de plank liggen. Amsterdamse windplannen vertragen door een terughoudend windbeleid van de provincie Noord-Holland.  

Onzekerheid

In veel regio’s wordt nog gezocht naar geschikte ontwikkellocaties. Door de onzekerheid in het overheidsbeleid is het voor coöperaties en andere ontwikkelaars lastig om langetermijnplannen te maken.

Als voorbeeld: een Noord-Hollandse coöperatie en hun partner willen hun plannen voor een vergund zonnepark uitbreiden. Omdat dit buiten de vastgestelde zoekgebieden valt van de RES 1.0 is het onzeker of dit kan.

Concurrentie om grondposities

Afspraken met grondeigenaren zijn essentieel voor elk wind- en zonproject op land. De grondeigenaren moeten wind- en zonneparken toestaan op hun land, in ruil ontvangen ze huur of pacht. Vaak zijn de grondeigenaren agrariërs. Het kunnen ook overheden, vastgoedbedrijven of institutionele beleggers zijn. Toegang tot deze grond kan een uitdaging zijn. 

Grondpositie

De concurrentie om grond kan groot zijn. Zeker als het ruimtelijk beleid windontwikkeling toestaat op een specifieke locatie en meerdere ontwikkelaars op die locatie aan de slag willen. Coöperaties moeten dan opbieden tegen de andere ontwikkelaars, of krijgen te maken met eerder afgesloten (opties op) grondcontracten tussen een grondeigenaar en een ontwikkelaar.

Agrariërs en andere grondeigenaren krijgen vaak aantrekkelijke(re) aanbiedingen van concurrerende ontwikkelaars. Voor coöperaties is het dan lastig om grondposities te verwerven. Ook als de coöperatie in gesprek is, wil zo’n proces nog wel eens spaak lopen.

Kans

Lokale samenwerking met agrariërs kan ook juist een kans zijn voor coöperaties. Vaak wonen de grondeigenaren zelf ook in het gebied en dan vinden agrariërs en andere bewoners zich in gedeeld belang: lokale baten voor de eigen bewoners.

We zien verschillende voorbeelden van deze boeren-burgersamenwerking onder andere in Zeewolde (het ‘grootste boeren-burger windpark’) en Limburg met de windparken van Zuidenwind.

Grond van overheden en Didam arrest

Is een gemeente of provincie grondeigenaar, dan krijgt een coöperatie en haar partner(s) mogelijk te maken met een openbare aanbesteding of tenderprocedure voor de gronduitgifte en/ of grondpacht.

Het Didam-arrest van de Hoge Raad van november 2021 leidt tot onzekerheid. Deze stelt dat een overheid altijd gelegenheid moet bieden aan (potentiële) gegadigden om mee te bieden.

Het gevolg is dat overheden hun gronden niet meer onderhands willen gunnen en uitwijken naar een openbare selectieprocedure. Dat kan tot vertraging leiden, zo zien we in Amersfoort in het voorbeeld van SoesterwijkWiek hieronder.

Beperkte beschikbaarheid van daken

Coöperaties geven al een paar jaar aan dat het lastiger wordt om geschikte daken te vinden. In stedelijk gebied is het lastiger dan in landelijk gebied.

Dakeigenaren investeren zelf

Met de stijgende energieprijzen besluiten dakeigenaren vaker om zelf te investeren in de relatief goedkope techniek in plaats van het coöperatieve project. Regelmatig valt zo’n besluit van de dakeigenaar op een laat moment en is er al veel werk verricht door de coöperatie.  

In de agrarische sector speelt mee dat veel agrariërs onzeker zijn over hun toekomst, onder andere door het stikstofbeleid. Ze willen zich niet voor 15 jaar vastleggen. Ze stellen hun daken niet beschikbaar, en investeren zelf ook niet.

Gemeentelijk vastgoed beperkt beschikbaar

Veel gemeenten werken samen met coöperaties en stellen de daken van gemeentelijk vastgoed beschikbaar. Het aanbod van daken is beperkt. Daarnaast kan de interne besluitvorming binnen de gemeente vaak lastig zijn.

Een wethouder en de ambtenaren die over duurzaamheid gaan moeten bijvoorbeeld afstemmen met hun collega’s van vastgoedbeheer die hele andere doelen, taken en verantwoordelijkheden hebben. Dat werkt vertragend in het besluitvormingsproces.

Wel een dak, geen netaansluiting

Andere beperkingen hebben te maken met netcongestie. Er is een dak en de afspraken met de dakeigenaar zijn gemaakt, maar de zonne-installatie kan niet worden aangesloten door de netbeheerder. Zie ook verder. 

Gebrek aan draagvlak van de omgeving

Coöperaties die een wind- of zonnepark ontwikkelen, lopen – net als andere partijen – vaker aan tegen gebrek aan draagvlak of georganiseerde weerstand. Hiervan is vooral sprake bij windprojecten, maar ook in toenemende mate bij zonneparken.

De coöperaties hechten sterk aan vroege en actieve betrokkenheid van bewoners en uiteindelijk mede-eigendom van de omgeving. In het verleden zijn plannen voor coöperatieve projecten stopgezet omdat er op dat moment onvoldoende draagvlak bestond (bijvoorbeeld Culemborg, Terneuzen, Eemsdelta, Apeldoorn).

Voor 2023 zijn geen wind- en zonplannen bekend die om die reden zijn afgeblazen.

Netcongestie: beperkte netcapaciteit

Aansluiting op het stroomnetwerk blijft onverminderd problematisch in veel gebieden. Meer dan een derde (37%) van de respondenten van de enquête die de vragen over knelpunten heeft beantwoord (totaal 2013) geeft dit aan.

Netcongestie is vooral een probleem voor zonneparken en -daken en in mindere mate voor windprojecten. De netaansluitingen van windparken bieden in de praktijk vaak ruimte voor combinatie met andere activiteiten, zoals een zonnepark of laadplein, en dragen daarmee bij aan vermindering van de druk op het netwerk. 

Projecten blijven op de plank liggen. Een van vele voorbeelden: in Noord-Holland kreeg een coöperatie wel capaciteit maar is het wachten op de aanleg van de kabel naar een verdeelstation vijf kilometer verderop (Zwaagdijk). Dat kan nog minstens een jaar duren.

Koperdiefstal bij zonneparken

Tenminste vier zonneparken hebben in 2023 met koperdiefstal te maken gehad, in Groningen, Noordenveld, Wierden en Heeten.  Dat vormt een serieuze bedreiging voor de exploitatie en kan mogelijk zelfs leiden tot faillissementen.

De herstelkosten zijn hoog en de verzekeraar stelt hoge eisen aan de beveiliging wat verder kostenverhogend werkt. Bovendien zijn er gederfde inkomsten omdat de productie stil ligt.

Binnen de coöperatieve beweging wordt gedacht aan een calamiteiten- of waarborgfonds waarmee onderlinge solidariteit vorm kan krijgen. 

Zie ook: Is beveiligen van zonneparken tegen koperdiefstal een goed idee?

Overige knelpunten wind en zon

Nevele arrest, nieuwe normen voor windturbines

Meerdere windprojecten hebben te maken met vertraging als gevolg van het Nevele-arrest. De landelijke regels van het activiteitenbesluit waarin de normen (geluid, slagschaduw, externe veiligheid) voor windmolens zijn vastgelegd werd in 2021 door de Raad van State buiten werking verklaard en moet onderworpen worden aan een milieubeoordeling (Plan-MER) door de overheid.

Nieuwe landelijke regels zijn nog niet vastgelegd. In de tussentijd mogen gemeenten en provincies lokale regels opstellen. Hierdoor kunnen projecten wel door. Het levert wel aanzienlijke vertraging op, zoals het voorbeeld uit Bommelerwaard laat zien.

Vertraging bij Raad van State

Meerdere windprojecten hebben te maken (gehad) met lange wachttijden bij de Raad van State, als gevolg van de coronacrisis en een gebrek aan capaciteit bij de Raad. Dit kan oplopen tot vertragingen van meerdere jaren (zoals bij IJsselwind).

Praktijkvoorbeelden overheidsbeleid

Provinciale coalitieakkoorden en Rijksbeleid: nee-tenzij

De Provinciale verkiezingen van maart 2023 hebben een aanzienlijke invloed op mogelijkheid om nieuwe wind- en zonneparken te realiseren. Een aantal coalitieakkoorden sluit nieuwe windontwikkeling expliciet uit, in Flevoland, Gelderland en Groningen.

Zes van de twaalf provincies willen geen nieuwe zonneparken op landbouw- en natuurgronden in Flevoland, Friesland, Gelderland, Groningen, Noord-Holland, Overijssel. Zie ook de analyse van de coalitieakkoorden door HIER. 

Voorkeur zon op dak

In oktober 2023 maakte het Rijk bekend in principe geen zon op landbouw- en natuurgronden te willen. Ze gaan uit van een nee-tenzij beleid met als eerste voorkeur zon op daken en daarna pas de onbenutte terreinen in bebouwd gebied en/of landelijk gebied (in die volgorde).

Voor coöperaties kan dat laatste ook een kans zijn: de onbenutte terreinen zijn waarschijnlijk relatief klein en minder interessant voor commerciële ontwikkelaars.

Windbeleid Friesland

De provincie Friesland staat alleen molens toe met een maximale tiphoogte van 100 meter. (Ter vergelijking: een gemiddelde windturbine heeft een tiphoogte van 140 tot 200 meter).

Als voorwaarde wordt gesteld dat voor elke nieuwe windmolen er zoveel mogelijke oude molens moeten worden gesaneerd. Alleen ‘dorpsmolens’ mogen vervangen worden zonder sanering van andere oude molens, mits ze gezamenlijk bezit zijn en de opbrengsten ten goede komen aan de omgeving, aldus het provinciale bestuursakkoord.

Zonbeleid Overijssel

In de provincie Overijssel willen de nieuwe coalitiepartners geen nieuwe zonneparken meer toestaan op landbouw- en natuurgrond. Dit is vastgelegd in het nieuwe provinciale coalitieakkoord en het zonbeleid wordt daarop aangepast. Gemeenten mogen na 12 oktober 2023 geen nieuwe vergunningaanvragen meer in behandeling nemen.

Voor een aantal Overijsselse coöperaties is dat een teleurstellende ontwikkeling. Ze werken aan plannen voor nieuwe zonnevelden, willen die zorgvuldig met de bewoners uitwerken en hadden nog geen vergunningaanvraag gedaan. Een zorgvuldig participatieproces werkte op deze manier in hun nadeel.

Windpark SoesterwijkWiek: het Didam arrest

In Amersfoort werkt de lokale coöperatie SamenEnergie Amersfoort al bijna dertien jaar aan een plan voor een windpark op industrieterrein De Isselt. De gemeente en het waterschap zijn grondeigenaar.

Eind december 2022 leek de grondafspraak binnen handbereik. Het Didam-arrest zorgde echter voor twijfel: mag de gemeente de grond verpachten aan de coöperatie of is een openbare selectieprocedure nodig?

Gelijke kans

De gemeente stelt het laatste: iedere partij die interesse heeft in een windpark op die locatie moet een gelijke kans krijgen. De gemeente werkt aan een uitwerkingsvoorstel en kwaliteitseisen waaraan de selectieprocedure moet voldoen. 100% lokaal eigendom zal naar verwachting een wens zijn, met een minimum van 50%.

De procedure kan medio 2024 starten. Dit betekent vertraging en hogere kosten voor het project. Bovendien is er nu sprake van concurrentie omdat de grondpacht gegund kan worden aan een andere partij dan de coöperatie.

Voogdij

“Als initiatiefnemer voelt net nu alsof je eigen kindje nu in voogdij gezet wordt. Deze verandering van spelregels tijdens de wedstrijd, zo dicht bij een afspraak, was wel een grote teleurstelling”, vindt de coöperatie.

Wind en zon: financiële knelpunten

Financiële uitdagingen voor wind en zonprojecten hebben te maken met:

Stijgende bouwkosten en financieringslasten

In 2022/2023 stegen de bouwkosten voor windprojecten snel. Dit was een gevolg van de nasleep van de coronacrisis en de Oekraïne oorlog die leidde tot stijgende grondstofprijzen, hogere arbeidskosten door personeelstekorten en hogere rentelasten.

In 2022 hebben twee coöperaties hun windplannen moeten stopzetten (Dordrecht, Ridderkerk). Oeverwind heeft extra geld op moeten halen bij de leden.

Dit geldt ook voor zonnedaken en zonneparken. Hoge prijzen voor zonnepanelen en  omvormers, hogere arbeidskosten, dure verzekeringen en hogere rentes voor een lening zijn in 2023 reden om projecten af te blazen. Met name de verzekeringskosten voor zonnedaken en zonneparken is sterk toegenomen.

Krappe subsidies

De subsidies (SCE, SDE) bieden onvoldoende zekerheid, volgens veel coöperaties. Veel genoemd in de enquête: de huidige tarieven voor de exploitatiesubsidies SDE/SCE zijn te krap om tot een sluitende businesscase te komen.

De stijgende bouwkosten, een onzekere energiemarkt en toenemende financieringslasten zijn onvoldoende meegenomen in de tariefberekeningen van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), aldus meerdere coöperaties.

Onzekerheid energiemarkt

De energiemarkt is onrustig en onvoorspelbaar. De oorlog in Oekraïne leidde in 2022 tot extreme prijspieken. Dat heeft zich in 2023 gestabiliseerd, maar de prijzen zijn nog steeds relatief hoog. Dat is gunstig voor eigenaren van energieprojecten. Ze verdienen meer dan verwacht, SDE-subsidie wordt voorlopig niet uitgekeerd.

De dagprijzen fluctueren echter nog sterk. Op een windrijke en zonnige dag kan de prijs zelfs negatief worden en moet er worden bijbetaald voor stroomafname of worden de windmolens of het zonnepark stilgezet.

Onzekerheid

Onbalanskosten zijn hoog als gevolg van een onvoorspelbare vraag en aanbod. Ook is onduidelijk wat de markt de komende jaren gaat doen. Door deze onzekerheid is het lastiger om tot een sluitende businesscase te komen. Ook de financieringskosten nemen toe, omdat financiers meer zekerheid vragen.

De vergoedingen van energieleveranciers voor zonnedak- projecten wordt lager, nu ze niet meer gekoppeld zijn aan consumententarieven maar aan de marktprijs (EPEX).

Vaste prijs

Een oplossing kan liggen in langlopende afspraken met stroomafnemers die bereid zijn om een vaste prijs te betalen voor de stroom. Dit biedt zekerheid aan de producent en de afnemer. We komen hierop terug in het hoofdstuk Nieuwe ontwikkelingen

Problemen met de oude postcoderoosregeling

Projecten onder de oude postcoderoosregeling hadden in 2022 te maken met een verlaagd belastingtarief, waardoor de inleg minder snel werd terugverdiend. Het belastingtarief voor kleinverbruiker is inmiddels weer verhoogd, dus dat probleem is voorlopig van de baan.

De teruggave van energiebelasting via de energieleveranciers verloopt moeizaam. Bij meerdere energieleveranciers verloopt het contact uiterst moeizaam en/of mislukt. Veel coöperaties geven aan dat ze de regeling complex blijven vinden.

Energiebesparing: de knelpunten

Coöperaties die zich bezighouden met energiebesparing lopen tegen andere knelpunten aan dan de coöperaties met wind-, zon- of warmteprojecten. We noemen ze hier:

Geen verdienmodel voor energiebesparing

Financiering van besparingsactiviteiten is een grote uitdaging. Er is geen of nauwelijks een verdienmodel waarmee energiecoöperaties bewoners kunnen helpen met het besparen van energie in een huur- of koopwoning. Coöperaties kunnen maar beperkt een eigen bijdrage van de woningeigenaren of huurders vragen voor de geleverde diensten en ook dan is deze niet kostendekkend.

De kosten blijven laag omdat coöperaties veel met vrijwilligers werken. De coördinatie van de vrijwilligers vergt tijd en is vaak een betaalde functie. Ook kosten voor een wervingscampagne, huur voor een kantoor of fysiek energieloket en dergelijke moeten ergens uit betaald worden. 

Samenwerken met de gemeente blijft uitdagend

Energiebesparingsactiviteiten worden meestal door de gemeente gefinancierd, bijvoorbeeld in de vorm van een subsidie of opdracht. Via een samenwerking met een coöperatie kan de gemeente haar besparingsdoelen realiseren.

Positieve resultaten

Meerdere gemeenten en coöperaties zijn inmiddels een structurele en langjarige samenwerking aangegaan. Zo hebben de coöperatie en gemeente uit Gooise Meren en Leiden in 2023 een convenant afgesloten over samenwerking en financiering. Eerder was hiervan al sprake in onder andere Zutphen, Bodegraven-Reeuwijk, Leiden en Arnhem.

De structurele samenwerking levert resultaat op. We zien in deze gemeenten dat energiecoöperaties een aantoonbare bijdrage weten te leveren aan de verduurzaming van (huur)woningen.

Onzekerheid

In de samenwerking met de gemeente komen vaak vragen naar voren over de toepassing van aanbestedingsregels en de omgang met concurrentie van commerciële aanbieders. Daar blijft veel onduidelijkheid over bestaan: wat mag wel, wat mag niet?

Gemeenten letten vaak scherp op staatssteunregels wanneer het gaat om structurele en langlopende subsidies. Via de DAEB-constructie of een AVVG-vrijstelling blijkt er meer mogelijk dan vaak gedacht. Zie ook hoofdstuk Energiebesparing.

Andere regels

Meerdere coöperaties geven aan dat het meedoen aan aanbestedingen een grote uitdaging is. Mede omdat de maatschappelijke baten in een aanbesteding vaak niet goed worden gewogen ten opzichte van de prijs.

Voor maatschappelijk initiatief en sociale bedrijven zonder winstoogmerk maar met een maatschappelijk doel, zouden andere aanbestedingsregels moeten gelden dan voor de commerciële markt, zo stelt een coöperatie (enquête):

“Of de (lokale) overheid moet zorgdragen voor een duidelijk subsidiebeleid voor maatschappelijk initiatief op het gebied van duurzaamheids- en energie(besparings)programma's en projecten”.

Samenwerken uitdagend

Veel coöperaties geven in de enquête aan dat ze de samenwerking met de gemeente nog steeds als een uitdaging zien. Genoemd wordt: een hoge doorloop in de ambtelijke organisatie, een geldpotjes-cultuur en een gebrek aan een overkoepelende visie op de energietransitie.

Het is vaak moeilijk om een langdurige samenwerking op te zetten en onderling vertrouwen op te bouwen. Een coöperatie verwoordt het als volgt: “Samenwerking met de gemeente is via prestatieovereenkomst beter ingevuld, maar we zijn nog geen echte partner.”

Ook als er een subsidie of opdracht is verstrekt, blijft er onzekerheid. De subsidies kunnen na een paar jaar immers weer stil vallen. Dit maakt het uitdagend om een gezonde organisatie op te bouwen en langetermijnplannen te maken, zeker als energiebesparing de enige activiteit is.

Concurrentie op de energiebesparingsmarkt

Er zijn veel partijen actief in de besparingsmarkt. Gemeenten en provincies organiseren ook eigen energieloketten, fixbrigades, energiecoaches of besteden het organiseren van energiebesparing uit aan commerciële aanbieders. Dit maakt het lastig voor coöperaties om een stevige positie op te bouwen en de rollen en taken af te bakenen.

Lastige doelgroep

De aanpak met energiecoaches en de energieloketten is gericht op woningeigenaren en huurders. Het valt niet mee om deze doelgroepen te betrekken, zo geeft een aantal coöperaties aan.

“Bij ons energieloket loopt het geen storm. De complexiteit van particuliere verduurzaming wordt schromelijke onderschat door de overheid”, zo meldt een van hen. Hoe de aanpak eruit kan zien, volgt uit de voorbeelden van Wattnu in de Gooise Meren en deA in Apeldoorn (zie: hoofdstuk Energiebesparing).

Werken met vrijwilligers

Een van de meest gebruikte en succesvolle aanpakken is om energiecoaches of energiefixers in te zetten. Dit zijn vrijwel altijd vrijwilligers, en de coördinatie van deze vrijwilligers vergt tijd. Dit wordt vaak door een betaalde kracht vanuit de energiecoöperatie georganiseerd.

Hieruit rijzen ook weer nieuwe uitdagingen. Wanneer is het gepast om wel vergoedingen te verstrekken? Eén van de reacties in de enquete was: “De ruimte voor onze eigen professionalisering is beperkt, en hoe krijg je vrijwilligers zover? We worstelen met de vraag hoe we betaald en vrijwillig werk inzetten, zonder dat we de vrijwilliger tekort doen.”

Daarnaast komen coaches en fixers bij mensen thuis. Hoe regelen je het met aansprakelijkheid wanneer een advies niet goed uitpakt, of iets stuk gaat bij een huisbezoek van een fixer?

Praktijkvoorbeeld

FIXbrigade kan niet door in Amsterdam

De succesvolle FIXbrigade uit Amsterdam kan niet verder met haar werk om woningen van mensen met een minimuminkomen energiezuiniger te maken.

De gemeente gunde de opdracht voor een nieuwe fixers-ronde aan een aanbieder uit Utrecht. Prijs bleek het meest zwaarwegende criterium in de aanbestedingsprocedure. 30 betaalde krachten, stagiairs, vrijwilligers, statushouders verliezen hiermee hun werk.

Sociale component

Een boze Amsterdammer op LinkedIn vindt het een domme beslissing: “Vergeet de sociale component niet. De FIXbrigade heeft een signalerende functie in het Amsterdamse sociaal domein. Ze nemen mensen aan die niet altijd even makkelijk aan een baan komen. Ze zijn een opleidingsplek. Ze bieden vrijwilligers en statushouders een nobel en nodig doel. Ze draaien de losse schroef van die stoel ook wel even vast.”

Opmerking: De FIXbrigade is geen coöperatie, maar doet wel vergelijkbaar werk en werkt regelmatig samen met coöperaties in andere delen van het land.

 

Warmte: de knelpunten

Collectieve warmteprojecten zijn relatief nieuw. Het is pionieren om een collectieve warmteproject te ontwikkelen, voor coöperatieve én commerciële ontwikkelaars.

Waar een warmtenet als coöperatief eigendom wordt ontwikkeld, zijn er extra organisatorische vragen. Hoe ga je dat samen organiseren met een groot aantal bewoners, met zakelijke partners en de gemeente?

Er zijn uitdagingen op het gebied van techniek, organisatie, financiering, beleidscontext en maatschappelijk draagvlak. We lichten er een aantal uit.

Pionieren met lokale warmte is uitdaging

Collectieve warmteprojecten zijn zoals gezegd relatief nieuw. De projecten vragen een langere en omvangrijkere voorbereidingstijd dan zon- of windprojecten.

Vaak is er sprake van een nieuwe innovatieve technologie, zoals aquathermie. Coöperatieve warmtebedrijven zijn voor Nederland een nieuwe organisatievorm. 

Projectorganisatie nodig

Er gaan veel middelen in de projectontwikkeling zitten en voor veel onderdelen zijn gespecialiseerde bedrijven nodig. Dit vraagt veel van de organisatie, ook in de ontwikkelfase. Er is een stevige projectorganisatie nodig met voldoende menskracht, kennis en financiële middelen.

We zien dat lang niet alle bestaande coöperaties het zien zitten om ook in de warmtetransitie actief te worden. Tegelijkertijd ontstaan er ook nieuwe initiatieven die juist alleen met warmte actief willen zijn. Een tiental koplopers bereidt de weg voor coöperatieve warmtebedrijven. Zie ook het hoofdstuk Warmte

Onzekerheid over nieuwe warmtewet: warmtegemeenschap

In oktober 2023 is een concepttekst voor de nieuwe warmtewet (Wet Collectieve warmtevoorzieningen) openbaar gemaakt. Deze schept kansen voor coöperaties. Tegelijkertijd is nog veel onzeker en zijn er vele uitdagingen.

De nieuwe warmtewet introduceert een nieuwe juridische entiteit, de warmtegemeenschap. Dit betekent dat een lokale coöperatie onder voorwaarden aangewezen kan worden als warmtebedrijf in een specifieke wijk.

Voorrang

De warmtegemeenschap heeft, net als een warmtebedrijf met een publiek meerderheidsbelang, voorrang op commerciële aanbieders. Dit versterkt de positie van bewoners die zich als collectief organiseren en invloed willen hebben op hun eigen collectieve warmtevoorziening. 

Er zijn nog vele vragen over de invulling van de nieuwe warmtewet en de exacte betekenis voor coöperaties. Een ding is duidelijk: het vraagt om een hoge mate van professionalisering, wil een coöperatie de rol van warmtegemeenschap kunnen invullen. Een warmtegemeenschap moet aan een groot aantal voorwaarden voldoen.

Onzekerheid in de warmtemarkt en bij beleidsmakers

De nieuwe warmtewet zorgt ook voor de nodige onzekerheid in de warmtemarkt en bij de beleidsmakers van gemeenten. Het is nog onduidelijk welke plek een ‘warmtegemeenschap’ in lokaal beleid krijgt en hoe dat zich verhoudt tot warmtebedrijven met publieke eigenaren en bedrijven van private eigenaren.

Deze onzekerheid kan vertragend werken voor bestaande warmteinitiatieven die dicht tegen realisatie aanzitten.

Nog onvoldoende ondersteuning; work in progress

Lokale initiatiefnemers hebben ondersteuning nodig om projecten te ontwikkelen. Met de landelijke koepel Energie Samen wordt gewerkt aan een ondersteunend maatschappelijk dienstenbedrijf: Buurtwarmte Diensten.

Bij de oprichting en ontwikkeling zijn ook  coöperatieve energieleveranciers om | nieuwe energie, Energie VanOns, de coöperaties De Windunie, Grunneger Power en Zeeuwind en de regionale koepels in Rivierenland en Zuid-Holland betrokken.

Beperkte toegang tot financiering

Toegang tot financiering voor lokale warmteprojecten blijft een uitdaging. Dat geldt in het bijzonder voor de voorbereidingsfase en de kosten die het opstarten en ontwikkelen van een warmteproject met zich mee brengen.

In deze fase is de realisatie van een dergelijk project nog enorm onzeker. Vaak worden de verkennende onderzoeken door een of meer bewoners gedaan, en wordt onderzocht of er draagvlak is en of er warmtebronnen zijn. Daarna is er haalbaarheidsonderzoek nodig. Dit wordt vaak nog door de gemeente gefinancierd.

Indien het project haalbaar blijkt, is dat een grote kans om daadwerkelijk te gaan ontwikkelen. Het geld dat hiervoor nodig is, is nog niet altijd beschikbaar. In 2023 werd bekend dat het Ontwikkelfonds voor energiecoöperaties opengesteld wordt voor warmteprojecten. Zie voor meer hiervoor het hoofdstuk Financieel > 

Onzeker draagvlak

Maatschappelijk draagvlak vinden voor collectieve warmtenetten is uitdagend. Niet alle bewoners in een wijk zien aansluiten op een warmtenet zitten. Het is wel een belangrijke voorwaarde, meer nog dan bij wind- en zonprojecten, omdat de financiële haalbaarheid van een collectief warmteproject afhankelijk is van het aantal deelnemers.

Minimum aantal deelnemers en vollooprisico

Een collectief project heeft een minimum aantal deelnemers (warmteafnemers) nodig om tot een rendabel project te komen en betaalbare warmte te kunnen leveren. Niet alle bewoners kunnen of willen gelijktijdig aansluiten.

Vrije keuze is ook een groot goed en dat heeft gevolgen voor de timing. Het omgaan met het ‘vollooprisico’ – de kans dat er te weinig aansluitingen zijn – en de timing zijn lastig bij de ontwikkeling van een collectief warmteproject.

Voorbeeld

Bijvoorbeeld, wanneer er in een wijk wordt ingezet op individuele oplossingen, en meer dan 30% van de inwoners een individuele oplossing heeft, of wil aanschaffen, dan is de kans op een collectief warmtenet in deze wijk waarschijnlijk verloren. Terwijl dit vanuit een duurzaamheidsoogpunt en soms ook kostentechnisch wellicht een betere oplossing was geweest.

Vorige hoofdstuk

< 6. Financieel

Volgende hoofdstuk

8. Nieuwe ontwikkelingen >

De Lokale Energie Monitor 2023 is een uitgave van klimaatstichting HIER, met medewerking
van Energie Samen

Op de hoogte blijven?

Ontvang tips, artikelen, nieuws en meer! Geef hieronder aan welk thema je voorkeur heeft.

Lees voor meer informatie ons privacybeleid
Lijsten