In vogelvlucht door het warmtenet-jargon
Van expansiebochten tot vollooprisico's: de vaktermen over warmtenetten vliegen je soms om de oren. Om goed mee te kunnen praten als er plannen worden gemaakt voor een warmtenet, is het handig om de taal te spreken en te begrijpen wat de uitdagingen zijn. Chris Vos, ontwikkelaar warmtetransitieprojecten bij Eneco, en Sander Willemsen, expert energietransitie bij Energie-U en gebiedsregisseur energietransitie bij gemeente Amsterdam, ontrafelen het jargon.
Transportnet versus distributienet
“Om het volledige plaatje van warmtenetten te begrijpen, moet je beginnen bij de techniek”, legt Vos uit. "Een warmtenet is een infrastructuur die bestaat uit een getrapt druk- en temperatuursysteem. In die zin lijkt het een beetje op het stroomnet. Je hebt hoogspanning, middenspanning en laagspanning.”
De hoogspanning wordt het transportnet genoemd bij een warmtenet. Dit net kan grote hoeveelheden warmte over grotere afstanden transporteren. Hierdoor zijn meestal geen rechtstreekse afnemers aangesloten, maar enkel warmteproducenten en warmteoverdrachtstations (WOS’en) die op hun beurt achterliggende wijken of gebieden van warmte voorzien.
De middenspanning en laagspanning worden in het warmtenet aangeduid als het primair en secundair distributienet. Anders dan het transportnet levert het distributienet wel rechtstreeks warmte aan afnemers.
Expansiebochten en warmtewisselaars
Wanneer je een kraan openzet bij een nieuw aangelegd warmtenet, gaat er meteen warm water door de buizen waardoor deze uitzetten.
Vos: “Als je geen maatregelen neemt drukt de buis de verbindingspunten kapot door de uitzetting. Daarom wordt er elke 100 tot 200 meter een knik in het netwerk geplaatst die als een soort harmonica de uitzetting opvangt. Dit noemen we een expansiebocht. Daar moet dus wel ruimte voor zijn in de straat.”
De warmte wordt bij de eindgebruiker gebracht via een warmtewisselaar. “Dit apparaat brengt de warmte over van het ene onderdeel naar het andere en maakt het gebruiksklaar voor warm tapwater, radiatoren of vloerverwarming.”
Aansluitbijdrage versus kostendekkende bijdrage
Ook het financieringsproces van een warmtenet vergt enige uitleg.
Willemsen: “Het verzamelen van voldoende financiële middelen voor warmtetransitie projecten is een hele uitdaging. Als warmtebedrijf wil je de warmte die is opgewekt door een warmteproducent onder je afnemers verdelen. Een warmtebedrijf investeert daarom in drie onderdelen: de infrastructuur, de stations en de eigenlijke aansluiting.”
De voorziene inkomsten zijn vrijwel altijd te laag om de investering terug te verdienen, er is dus een ‘onrendabele top’. Om deze te dekken vragen warmtebedrijven een Projectbijdrage, ook wel BAK genoemd (Bijdrage AansluitKosten).
Vollooprisico en ‘hurdle rates’
“Het rendement op de investeringen die een warmtebedrijf doet in bijvoorbeeld de infrastructuur is vaak onzeker. De totale kosten zijn moeilijk in te schatten en je weet vaak niet hoe groot de afzet is”, stelt Vos.
“Het risico bestaat dat bewoners überhaupt niet aansluiten”. Dit is wat ze in vakjargon ‘het vollooprisico’ noemen. De ‘hurdle rate’ is het minimale rendement dat moet worden gemaakt om de kosten en risico’s af te dekken en een boterham te verdienen aan het project. Deze heeft dus alles te maken met de risico’s en onzekerheden in het project.
WIS, ISDE en SAH
Investeringen worden ook gedeeltelijk gedekt door subsidies. Aan de kant van de warmtebedrijven voorziet de Rijksoverheid sinds 2023 de Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS). Dit is een investeringssubsidie die leidt tot een lagere netto investering voor het warmtenet en dus een kleinere onrendabele top.
Aan de afnemerskant zijn er momenteel twee subsidiemogelijkheden. De Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) voor eigenaar-bewoners en de Stimuleringsregeling aardgasvrije huurwoningen (SAH).
“Hiermee kunnen de aansluitingskosten deels worden afgedekt op voorwaarde dat een afnemer het huis ook echt afsluit van het gasnet", legt Willemsen uit.
Juridische afspraken
De aanleg en het gebruik van warmtenetten treft verschillende partijen. Om dit proces goed te laten verlopen moeten deze partijen verschillende juridische afspraken met elkaar maken.
Wanneer een warmtebedrijf inkoopt bij een warmteproducent is er bijvoorbeeld sprake van een warmteleveringsovereenkomst (WLO). Als bewoner teken je weer een leveringsovereenkomst met het warmtebedrijf over de levering en service.
Koop je samen met buren in? Dan gaat het om een collectieve inkoop. Ben je eigenaar van een gebouw? De afspraken die je maakt over het aansluiten van je gebouw op het warmtenet maak je in een aansluitovereenkomst.
Wanneer een hele wijk of een groter gebied wordt aangesloten op het warmtenet kan er sprake zijn van een concessie die het warmtebedrijf het exclusieve recht en de plicht geeft om panden binnen het concessiegebied aan te sluiten.
Als alternatief kunnen de overkoepelende afspraken worden vastgelegd in een Samenwerkingsovereenkomst (SOK), een Gebiedsovereenkomst (GOK) of welke term dan ook gebruikt wordt.
Impact politieke verschuivingen
“De warmtetransitie blijft ook onderhevig aan politieke verschuivingen", stelt Willemsen. “Zo is er bijvoorbeeld de overgang van de Warmtewet naar de Wet collectieve warmte (Wcw) die mensen beter wil beschermen tegen hoge energiekosten.
Toch staat transparantie en een eerlijke verdeling van deze kosten nog steeds ter discussie binnen de sector. Bovendien zal de COST+ regeling er binnenkort voor zorgen dat de tarieven van warmte direct worden gebaseerd op de kosten van het warmtebedrijf in tegenstelling tot de huidige ‘Niet-meer-dan-anders’ (NMDA)-regeling die de maximumtarieven baseert op de gebruikskosten van gas.”
De keuze om al dan niet aan te sluiten op een warmtenet ligt bij bewoners en andere gebouweigenaren, maar gemeenten spelen een steeds belangrijkere rol hierin. Er wordt wetgeving verwacht die gemeenten de bevoegdheid geeft om gebieden aan te wijzen waar het aardgasnet ook daadwerkelijk verwijderd zal worden. Dit is de Wet Gemeentelijke Instrumenten Warmtetransitie (WGIW).
Een tweede wet is de eerder genoemde Wet collectieve warmte die onder meer regelt dat een gemeente per gebied een warmtebedrijf kiest. Essentieel hierbij zijn voldoende voorbereidingstijd en betaalbaarheid voor eindgebruikers. De plannen die gemeenten maken voor de aardgasvrijtransitie heten straks het warmteprogramma, de opvolger van wat nu transitievisie warmte heet.
Dezelfde taal spreken
Het is noodzakelijk dat alle partijen die iets met warmtenetten doen, begrijpen wat er speelt. Anders wordt het lastig om goed samen te werken en met elkaar de juiste beslissingen te nemen. Het gaat dan niet alleen om een helder begrip van gebruikte termen en jargon zodat elke deelnemer dezelfde ‘taal’ spreekt.
Het gaat ook over kennis met elkaar opbouwen over bijvoorbeeld hoe investeringen in elkaar zitten en welke innovaties plaatsvinden. Hoe beter alle betrokken partijen de uitdagingen van de warmtenetsector begrijpen, hoe effectiever ze kunnen bijdragen aan duurzame warmte voor de toekomst.
Dit artikel werd geschreven op basis van de sessie 'Aan de slag met warmtepompen in de buurt' tijdens HIER opgewekt op 19 maart 2024.