Samen sta je sterker: vier windenergiecoöperaties delen hun ervaringen
Bij het realiseren van lokale windprojecten kom je vroeg of laat struikelblokken en knelpunten tegen. Hoe pak je als energiecoöperatie je positie? Waar liggen samenwerkingsverbanden? Vier windcoöperaties doen een boekje open.
Spinderwind: met tien coöperaties een windproject opzetten
In Tilburg slaan tien burgercoöperaties de handen ineen om tot een windmolenpark te komen. Hiervoor richten ze gezamenlijk in 2016 Spinderwind B.V. op. “We hebben twee aandeelhouders: de tien energiecoöperaties verenigt in een stichting administratiekantoor Burgerwindpark (STAK) en de BOM, beheerder van Het Energiefonds Brabant. Vanuit deze organisatiestructuur is het onze taak de windmolens aan te schaffen”, zegt John Kwaks, directeur van Spinderwind.
Door de burgerparticipatie kent het project een redelijk breed draagvlak. Toch zijn er veel gesprekken gevoerd. “De gemeente is een veelkoppig monster. Ook natuur en milieu gaan niet altijd samen. Natuurmonumenten heeft zich lang verzet tegen de komst van het windmolenpark”, vertelt Kwaks. De positiebepaling van de windturbines bleek een gepuzzel en uiteindelijk zijn in het omgevingsplan marges opgenomen. Hierop is het bestemmingsplan in de gemeenteraad unaniem goedgekeurd en zijn de benodigde vergunningen binnen. “In 2018 hopen we te starten met de bouw van het windmolenpark”, aldus Kwaks.
Vier geleerde lessen
- Spinderwind had eerder opgericht mogen worden. Dit voorkomt dat je inhaalslagen moet maken.
- Een organisatiestructuur met tien energiecoöperaties, met alle een eigen identiteit en mening, is complex. Coöperaties verschillen meer van elkaar dan ze denken.
- Betrek interne én externe adviseurs bij het traject. Het doel is dat energiecoöperaties de kennis in huis krijgen om het de volgende keer zelf te kunnen.
- Zorg voor een informatiekanaal om te blijven communiceren met je achterban. Vooral op het gebied van verwachtingsmanagement.
Energie Samen: binnen iedere projectfase waarde toevoegen
Een windproject is een lang proces. Gerlach Velthoven is adviseur bij Energie Samen. Wat kunnen burgercoöperaties volgens hem toevoegen aan het proces? “Een cruciale taak blijft de communicatie. Je merkt dat burgers vaak zaken niet snappen. Je meerwaarde als energiecoöperatie zit in het overbruggen van deze kenniskloof.”
Volgens Velthoven hebben lokale coöperaties echt invloed op weerstand, draagvlak en lokaal rendement – als je er maar vroeg bij bent. Zo kunnen lokale initiatieven ondersteunen bij het verkrijgen van politieke medewerking en het opstellen van het omgevingscontract. “Er moeten duidelijk afspraken komen over grondposities. Die gesprekken voer je aan de keukentafel met grondeigenaren. Ga hiervoor het dialoog met ze aan en vraag wat zij zelf een eerlijke verdeling vinden”, zegt Velthoven.
Velthoven spreekt over 4 projectfasen: van 1) voorbereiding, 2) ontwikkeling, 3) realisatie tot 4) exploitatie. In de voorbereidingsfase zoek je de toenadering tot de politiek, kijk je naar de grond (eigenaarschap en verdeling) en zoek je partners. In de ontwikkelfase kijk je naar het bestemmingsplan, in de realisatiefase haal je eigen vermogen op en in de exploitatiefase kijk je naar een eerlijke winstverdeling. “Veel coöperaties reserveren de winst om nieuwe projecten te initiëren of ondersteunen. Om dat goed te faciliteren moet je vooraf duidelijke afspraken maken met stakeholders”, tipt Velthoven.
Rijn en IJssel Energiecoöperatie: uitdagingen in de samenwerking
Dat samenwerking tussen een professionele ontwikkelaar en coöperatie loont, blijkt uit Windpark Koningspleij. Hier ontwikkelt Rijn en IJsel Energiecoöperatie (REIJE) samen met ontwikkelaar Pleij BV vier windmolens, waarvan drie samen met de inwoners uit Arnhem en omgeving. “Om bij het proces betrokken te blijven, zitten we tweewekelijks met Pleij BV in een meeting. Dat heeft veel effect op de kwaliteit van waar we nu in het project staan”, zegt Judith van de Geer van REIJE.
Toch brengt samenwerken binnen een windproject ook uitdagingen met zich mee. Als windenergiecoöperatie kun je verwikkeld raken in het krachtenspel tussen overheid, grondeigenaren en projectontwikkelaars. “Als coöperatie ben je een groep vrijwilligers, maar zit je wel aan tafel met fulltime professionals. In dat tempo meekunnen, zonder dezelfde middelen, budget, structurele ondersteuning en juridische kennis, is pittig”, zegt Van de Geer.
Hoe voorkom je als coöperatie buitenspel komt te staan? Sinds 2015 zijn windenergieprojecten verplicht een participatieplan te hebben. Dat houdt in dat elke projectontwikkelaar een plan moet opstellen waarin staat hoe de burger betrokken is. “Daar komt de energiecoöperatie om de hoek kijken. Windprojecten waarin burgers meedoen, hebben een grotere kans van slagen. Je moet het samen doen met de stad. Benadruk die meerwaarde”, aldus Van de Geer.
Lagerwey Lokaal: hulp uit onverwachte hoek
Ieder jaar ondervindt een groot aantal nieuwe windprojecten lokale weerstand door negatieve stereotyperingen over windmolens. Windmolens zouden lelijk, lawaaierig en duur zijn. “En dat terwijl het juist gave technologische hoogstandjes zijn”, zegt Daniel Dubbelhuis van Lagerwey. “Daarom vroegen wij ons af: is er een rol weggelegd voor de leverancier bij het creëren van draagvlak?”
Uit deze gedachte is Lagerwey Lokaal ontstaan, dat kennis, ervaring en netwerk deelt met startende windcoöperaties. “Wij organiseren onder meer excursies naar de fabriek of stellen op informatiebijeenkomsten 3D-windmodellen tentoon. Door mensen in een vroeg stadium letterlijk in contact te brengen met windmolens, kun je onzekerheden wegnemen”, aldus Dubbelhuis.
Dit artikel is tot stand gekomen met dank aan John Kwaks en Barbara Tetteroo (Spinderwind), Gerlach Velthoven (REScoopNL/Energie Samen, 11Duurzaam) Daniel Dubbelhuis (Lagerwey), Monique Sweep (Deltawind), Petra Lettink en Judith van de Geer (Rijn en IJssel Energiecoöperatie) en is geschreven n.a.v. de gelijknamige deelsessie tijdens het Evenement HIER opgewekt 2017.