Energiecoöperaties vervullen maatschappelijke rol
Waar traditionele energiebedrijven moeite hebben met het duurzaam opwekken van energie, maken energiecoöperaties er juist serieus werk van. Daarmee vervullen zij een belangrijke rol in de samenleving. Maar hun belang kan nog verder groeien, verwacht Professor dr. Tine de Moor, hoogleraar aan het onderzoekinstituut voor Geschiedenis en Kunstgeschiedenis van de Universiteit Utrecht.
Al 392 zijn het er inmiddels: energiecoöperaties en nog een paar honderd burgerenergie-initiatieven die in Nederland aan de weg timmeren. Allemaal werken zij aan een duurzamer leefomgeving met de opwek van duurzame energie. Professor dr. Tine de Moor doet onderzoek naar burgerinitiatieven. Het ontstaan van de energiecoöperaties past naadloos in de ontwikkeling van overige burgerinitiatieven, constateert zij: “Er zijn een aantal sectoren waarin de ontwikkeling van burgerinitiatieven heel snel gaat. Energie is er daar één van, net als zorg.”
Derde golf
Zoals het er nu naar uit ziet ontwikkelen de huidige collectieven zich misschien tot een “derde golf” aan burgercollectieven in de afgelopen 1000 jaar, vertelt De Moor. “De eerste golf kunnen we situeren in de late middeleeuwen en de vroegmoderne tijd, toen de gilden, markegenootschappen en de waterschappen ontstonden. In 1880 was er opnieuw een golf, dat was het begin van de boerenleenbanken en de vakbonden.” In beide gevallen ontstond de golf uit onvrede met de voorzieningen die beschikbaar waren.
“Met de huidige golf is dat niet anders. De overheid verwacht dat de markt de vraag naar duurzame energie wel oplost. Maar als je naar het aanbod kijkt, zie je dat dit tekort schiet. Burgers vragen om schone energie, maar de leveranciers bieden geen zekerheid over dat product. Consumenten weten niet wat zij uit het stopcontact krijgen en hebben geen vertrouwen meer in de bestaande leveranciers.”
Deze ontwikkeling noemt professor De Moor marktfalen. Dat is, samen met de terugtrekkende beweging van de overheid, een van de factoren die deze ontwikkeling veroorzaken. Een tweede is de beschikbaarheid van techniek. “De technieken om stroom op te wekken, zijn toegankelijk voor iedereen. Als een dorp de ambitie heeft om volledig zelfvoorzienend te worden, zou dat kunnen.”
Vrije markt
Een andere factor van belang is de vrije markt. Dit is goed te zien aan het verschil tussen Nederland en Vlaanderen, vertelt professor De Moor: “In Vlaanderen verloopt de ontwikkeling op de energiemarkt heel anders dan in Nederland. Waar Nederland vele kleine initiatieven kent, zijn er in Vlaanderen minder, maar wel grotere coöperaties.“ Tegenover de gemiddeld een paar honderd leden per Nederlandse coöperatie staat in België de coöperatie Ecopower, die 40.000 leden telt. “In Vlaanderen wordt de energiemarkt beheerst door grote aanbieders, zoals Electrabel,” verklaart De Moor. “Zij kunnen de ontwikkeling voor een groot deel tegenhouden.”
Wat uiteindelijk succesvoller zal uitpakken, het Nederlandse of het Vlaamse model coöperatie, valt nu nog niet te zeggen. “Het Nederlandse model is an sich wel veelbelovend, want al die kleine coöperaties kunnen nog groeien.” Een andere mogelijkheid is dat de kleine coöperaties zich op een andere manier bundelen tot een landelijk dekkende voorziening die onderlinge kennisuitwisseling kan faciliteren of een lobbyfunctie op zich kan nemen.
Institutionele revolutie
Hoe dan ook, we staan aan de basis van een institutionele revolutie, meent De Moor. Ze verwacht dat coöperaties zich in toenemende mate gaan toeleggen op andere zaken dan energie alleen. Zoals bijvoorbeeld in de zorg of dienstverlening. ‘Sectoriële crossovers’, noemt zij dat: “Deze coöperaties vertrekken vaak vanuit andere waarden dan enkel het creëren van winst. Ze willen voorkomen dat collectieve voorzieningen verdwijnen. Het is goed denkbaar dat energiecoöperaties daarom publieke dienstverlening gaan overnemen, zelfs als die heel ver afstaan van de corebusiness van coöperaties. Bij zorgcoöperaties zie je dat al gebeuren. Meer en meer coöperaties beginnen daar het nut van in te zien. Het is op zich ook een goede vorm van klantenbinding: hoe meer verschillende diensten je te bieden hebt, hoe groter de kans dat je leden of klanten je trouw blijven”
Als voorbeeld van die ontwikkeling noemt zij de verantwoordelijkheid voor voorzieningen in de buurt die coöperaties op zich kunnen nemen, zoals het open houden van een zwembad of bibliotheek. Of dat zij zelf zorgfaciliteiten in de buurt organiseren met geld dat de verkoop van duurzame energie de coöperatie oplevert.
Maatschappelijke betekenis
In de vroegmoderne tijd, de tijd waarin de gildes ontstonden, ontstond eenzelfde beweging, vertelt De Moor: “In eerste instantie zorgde het gilde voor zekerheid van de beroepsgroep en zorg voor de leden, maar zij voerden ook taken uit binnen de gemeenschap, zoals het verdedigen van de stad, het blussen van branden en het uitdelen van brood aan de armen.” Zo breed zal de verantwoordelijkheid van de energiecoöperaties tegenwoordig waarschijnlijk niet worden. Zeker is in elk geval wel dat de coöperaties in de samenleving nu al een steeds grotere rol vervullen. “Het wordt interessant te zien welke rol de Nederlandse coöperaties allemaal nog meer zullen gaan vervullen."
Dit artikel is tot stand gekomen met dank aan Tine de Moor en komt uit de brochure 'Hier gebeurt het! Burgers in de energietransitie'.