Achtergrond bij LEM 2021: Lokaal financieren & lokale baten (LEM-bijlagen deel 6)
Het aantal coöperatieve wind- en zonneparken is in 2021 verder toegenomen, zo blijkt ook dit jaar weer uit de nieuwste Lokale Energie Monitor 2021. De windturbines en zonnepanelen op land wekken samen genoeg stroom op voor bijna een half miljoen huishoudens (4,5% van alle huishoudens).
De initiatieven illustreren actieve maatschappelijke betrokkenheid van burgers bij de energietransitie. Voor de wind- en zonneparken geldt dat ze in belangrijke mate worden gefinancierd door bewoners uit de omgeving. Er zijn ook significante economische baten; ze leveren namelijk geld op voor de lokale omgeving.
In dit artikel staan we stil bij coöperatieve financiering en de lokale baten van wind- en zonneparken. Nu er steeds meer concrete voorbeelden in de praktijk te vinden zijn, kunnen we deze lokale geldstromen beter inzichtelijk maken. We kijken ook naar een aantal specifieke aspecten van financiering van warmteprojecten.
Inhoud:
- Financiering van een coöperatief project
- Wind, zon: ophalen financiering uit de lokale omgeving
- Wind, zon: mogelijkheden voor financiering door derden
- Wind, zon: rendement uit opwek terug de gemeenschap in via lokale baten, omgevings- of gebiedsfondsen
- Wind, zon: trends en uitdagingen bij financiering
- Warmte: financiering coöperatieven nog in ontwikkeling
- Bijlagen
Coöperatieve wind- en zonneparken 2021
Uit de Lokale Energie Monitor blijk dat Nederland in totaal 61 zonneparken telt die volledig of gedeeltelijk in handen zijn van de lokale omgeving (82 MWp). Van de windparken op land is 296 MW eigendom van lokale burgercoöperaties, bijna 6% van het totale windvermogen op land.
Financiering van een coöperatief project
Financiering en zeggenschap zijn met elkaar verbonden in het coöperatieve model. De leden van de coöperatie nemen een deel van de financiering voor hun rekening én hebben invloed op de coöperatie en de bedrijfsvoering. Meestal wonen de leden in de omgeving van het project. Het rendement dat zij op hun inleg krijgen blijft lokaal beschikbaar. Daarnaast komt, waar mogelijk, een deel van de opbrengst vrij voor investeringen in duurzame of sociale projecten in de lokale omgeving. Op deze manier profiteren alle burgers en bedrijven in de omgeving van de nieuwe coöperatieve energieprojecten. Geld circuleert én rendeert lokaal.
De lastigste fase voor alle projecten, commercieel en coöperatief, is de vroege ontwikkelfase. Voor wind- en zonneparken zijn kostbare vooronderzoeken nodig die niet uit de investeringskosten kunnen worden vergoed als het project niet doorgaat.
Een aantal coöperaties financiert de risicovolle ontwikkelfase gedeeltelijk zelf. Ze hebben met eigen wind- en zonneparken genoeg vermogen opgebouwd en investeren dat met toestemming van hun leden in de ontwikkeling van nieuwe projecten. Of ze halen daarvoor nieuw ledenkapitaal op bij leden die bereid zijn om dat risico te nemen.
Voor startende energiecoöperaties met weinig of geen eigen inkomstenbronnen is het lastiger om de risicovolle aanloopkosten van projecten zelf voor te financieren. Daar zijn inmiddels ruimere mogelijkheden gecreëerd.
Financieringsvormen
Coöperaties financieren hun projecten op verschillende manieren, namelijk met:
- eigen geld ingebracht door de leden (obligaties, participaties)
- eigen geld uit de opbrengsten van eigen wind- of zonneparken
- een investeringssubsidie (provincie, andere partij)
- een lening bij burgers en lokale bedrijven via crowdfunding (obligaties)
- een lening bij een fonds (gemeentelijk, provinciaal of landelijk fonds)
- een lening bij een bank
Wind, zon: ophalen financiering uit de lokale omgeving
Coöperaties financieren hun projecten gedeeltelijk met eigen geld. Dit is ingebracht door de leden en/of eigen geld uit de opbrengsten van eigen wind- of zonneparken.
Inwoners en ondernemers uit de omgeving kunnen via de coöperatie hun eigen wind- en zonneparken (mee) financieren. Ze investeren door kapitaalinleg (via participaties) of verstrekken een lening aan de coöperatie (via obligaties) en dragen zo bij aan het eigen vermogen van de coöperatie.
We hebben in 2021 specifieker gekeken naar deze vorm van financiering door bewoners. Een belangrijke bevinding springt in het oog. Tot nu toe lukt het de coöperaties om genoeg mensen te vinden die bereid én in staat zijn om mee te investeren. In de tabel in bijlage 6a is een overzicht opgenomen van wervingsacties van coöperaties in 2020-2021. Dit overzicht is niet compleet maar geeft een beeld van de situatie.
Het volgende valt op:
- Het doelbedrag dat coöperaties met de omgeving willen halen, varieert van 20.000 tot 3,5 miljoen euro, met een uitschieter naar 12 miljoen euro voor Windpark Krammer. De hoogte van het bedrag is uiteraard afhankelijk van de projectomvang en het benodigde eigen vermogen. Gangbaar is een eigen vermogen inbreng van 15-20%.
- De meeste coöperaties geven obligaties uit, waarbij deelnemers een lening verstrekken aan de coöperatie en daarover rente ontvangen. De coöperatie lost de leningen in de looptijd af. Andere coöperaties geven participaties uit, in de vorm van kapitaalinleg. In dit geval investeren de leden in de coöperatie en verdienen ze hun inleg terug met jaarlijkse uitkeringen. De coöperatie heeft geen terugbetaalverplichting.
- De obligaties en participaties variëren van 50 tot 500 euro per stuk.
- De coöperaties gaan uit van een maximum inleg per deelnemer, variërend van 2.500 tot 20.000 euro (met een uitschieter naar 250.000 euro). Zoveel mogelijk mensen moeten mee kunnen doen.
- Verwachte rentes voor obligaties zijn tussen 2,5 en 4,5% (met uitschieters naar 6-7%).
- De looptijden van de participaties zijn meestal rond de 15 jaar, maar variëren van 5 en 25 jaar (levensduur van het project).
- Deelnemers moeten lid zijn van de coöperatie en in de omgeving wonen, of leden hebben op z’n minst voorrang. Er is een duidelijke lokale binding tussen de deelnemer en het project.
Het hoogste bedrag is opgehaald door Deltawind en Zeeuwind voor de financiering van Windpark Krammer: bijna 12 miljoen euro in 2021. In 2018 was ook al 10 miljoen euro opgehaald bij omwonenden. Deze ervaren coöperaties hebben een belangrijke voorsprong op de jongere coöperaties. Ze hebben veel leden (meer dan 5.000) en de leden participeren vaak al in andere projecten. Deze leden steunen de doelen van de coöperatie, vertrouwen de coöperatie en zijn tevreden over het rendement.
Toch lukt het ook de andere minder ervaren coöperaties om voldoende kapitaal op te halen. Zelfs voor de risicovolle ontwikkelfase vinden coöperaties mensen bereid om mee te doen. Deze deelnemers lopen weliswaar meer risico maar ontvangen een hoger rendement op hun inleg. In Utrecht brachten leden van de coöperatie Rijne Energie bijvoorbeeld binnen 10 dagen 100.000 euro bij elkaar voor de nodige onderzoeken ter voorbereiding van de vergunningaanvraag. Deze deelnemers zijn hun geld kwijt als het project niet doorgaat, maar krijgen een risico-opslag van 50% als het lukt.
Voorbeeld: zonaandelen voor Zonnepark De Grift
De Nijmeegse coöperatie WPN startte in juni 2021 met een campagne om eigen vermogen bij elkaar te brengen om het nieuwe zonnepark De Grift te financieren. Binnen enkele weken hadden ze twee keer zoveel inschrijvingen dan ze nodig hadden: meer dan 1 miljoen euro. Het streefbedrag was 510.000 euro. De 'Zonaandelen' zijn verdeeld onder de inschrijvers.
De coöperatie had al ervaring met een succesvolle uitgifte voor het windpark in 2015. Toch overtrof dit alle verwachtingen: “We zijn overweldigd door dit resultaat. Van tevoren bedenk je dat het fantastisch zou zijn om ons streefbedrag van € 510.000 te bereiken, maar we halen nu bijna het dubbele op. Daar zijn we supertrots op. Het laat de betrokkenheid van bewoners in de regio zien”, aldus de voorzitter.
Voorbeeld: Windpark Krammer
Windpark Krammer heeft 20.000 obligaties uitgegeven in 2018 en 23.700 obligaties in 2021. Met een obligatiewaarde van 500 euro gaat het om bedragen van respectievelijk 10 miljoen en 11,85 miljoen euro.
Beide uitgiftes zijn volledig ten goede gekomen aan leden van Deltawind en Zeeuwind en omwonenden van het windpark. De houders van de obligaties uit 2018 ontvangen 6 tot 8% rente gedurende een looptijd van 10,5 jaar na de oplevering van het windpark in maart 2018. De definitieve rente hangt af van de productie in het voorafgaande jaar. De houders van de obligaties uit 2021 ontvangen jaarlijks een vaste rente van 4,5% gedurende een looptijd van 8 jaar en 3 maanden vanaf juli 2021. Over beide uitgiftes betaalt Windpark Krammer jaarlijks een annuïtaire aflossing aan haar obligatiehouders.
Wind, zon: mogelijkheden voor financiering door derden
De grotere coöperatieve projecten worden net als alle wind- en zonneparken voor 80% of meer met leningen gefinancierd van banken en fondsen, dus met ‘vreemd vermogen’. Alle voorwaarden die gesteld worden aan projectfinanciering zijn voor coöperaties niet anders dan voor marktpartijen.
Voor een ervaren partij met eigen productie is het in de regel gemakkelijker om aan geld te komen dan voor een starter. De toegang tot financiering is de afgelopen twee jaar sterk verbeterd voor coöperaties, mede door de inzet en vindingrijkheid van de landelijke en regionale koepelverenigingen, lokale coöperaties en financiers.
De financieringsbehoefte, risico’s en mogelijkheden verschilt per projectfase.
Vroege fase projectontwikkeling
Voor (aanvullende) financiering in de risicovolle ontwikkelfase zijn er inmiddels een aantal mogelijkheden:
- Ontwikkelfonds voor energiecoöperaties: dit fonds is opengesteld in 2020 in vier provincies: Zuid-Holland, Utrecht, Limburg en Drenthe en opgezet door Energie Samen samen met het ministerie van EZK, InvestNL, het Groenfonds en de provincies. Het fonds is in eerste instantie bedoeld voor financiering van de ontwikkelfase van wind- en zonneparken, maar wordt naar verwachting ook opengesteld voor warmteprojecten.
- Provinciale fondsen: Ook in andere provincies zijn fondsen beschikbaar die risicodragende ontwikkelleningen verstrekken. Dit zijn onder andere het Energiefonds Overijssel (via LEI-F), het Groningse Fonds Nieuwe Doen, Friese Fûns Skjinne Fryske Enerzjy (FSFE), het Brabants Energiefonds.
- Ontwikkelmaatschappijen: In Overijssel financierde de Herstructureringsmaatschappij Overijssel (HMO) de ontwikkeling van een zonnedak voor; de coöperatie neemt het project over na realisatie.
- Subsidies van provincies en gemeenten: Bij meer kleinschalige projecten zoals de zonnedaken, gebruiken de coöperaties vaak een subsidie van de gemeente of provincie als startkapitaal. Als het project slaagt, komt dat geld weer vrij voor een nieuw project.
- Voorfinanciering door collega-coöperaties: collega-coöperaties zorgden voor kapitaal bij de windontwikkeling in Limburg.
De genoemde financiers hanteren ieder eigen financieringscondities. Dit betekent dat de mogelijkheden voor coöperaties ook afhankelijk zijn van de provincie, regio of gemeente waarin ze gevestigd zijn. De condities van het landelijke Ontwikkelfonds voor energiecoöperaties zijn gelijk in de vier provincies waar het fonds is opengesteld.
Bouw - en exploitatiefase
Wind- en zonprojecten met een vergunning en SDE-beschikking zijn in principe financierbaar bij de reguliere banken. Specifiek voor coöperaties komen we daarnaast nog de volgende financiers tegen:
- Realisatiefonds: in 2021 is een nieuw fonds opgesteld waarin drie banken samenwerken, Triodos, Rabobank en ASN. Het fonds met fondsmanager SVn verstrekt leningen vanaf 30.000 euro tot maximaal 1 miljoen euro, voor met name zonprojecten voor investering in de bouw. Dit fonds is met name bedoeld voor relatief kleine projecten.
- Provinciale fondsen: diverse provinciale en regionale financieringsfondsen verstrekken leningen aan coöperaties, of participeren als medeaandeelhouder en eigenaar in projecten. Zie de eerder genoemde fondsen.
- Banken van overheden: De Bank Nederlandse Gemeenten, Stimuleringsfonds Volkshuisvesting (SVn) en de Nederlandse Waterschapsbank financieren in principe alleen projecten van overheden. Ze komen in beeld voor de coöperaties als er sprake is van gedeeld eigendom met een gemeente, provincie of waterschap en/of als een overheid zich garant stelt. De leningsvoorwaarden zijn gunstiger dan bij reguliere banken.
- Crowdfunding: een coöperatie kan naast de eigen leden ook anderen mee laten financieren, bijvoorbeeld via een crowdfundingplatform. Als deze mensen geen lid zijn van de coöperatie hebben ze geen zeggenschap.
Voorbeeld: Ontwikkelgeld voor Enschede Energie - Energiefonds Overijssel
De provincie Overijssel financiert de ontwikkelfase van lokale initiatieven via de Lokale Energie Initiatieven-Financiering (LEI-F). De alliantie Nieuwe Energie Overijssel (NEO) biedt daarbij ook ondersteuning. Hierin werken verschillende partijen samen: de Natuur en Milieufederatie Overijssel (NMO), de provincie en het Energiefonds Overijssel (EFO).
Enschede Energie ontving een lening van 200.000 euro om de kosten te dekken die gemaakt zijn voor de ontwikkeling van duurzame (vooral zon) energieprojecten in en rondom Enschede. Met resultaat, want de coöperatie ontwikkelt drie zonnevelden, met een totale capaciteit van ca 12 MW in de buurtschap Zuid Esmarke.
Bron: Energiefonds Overijssel, Lokale Energie Initiatieven-Financiering (LEI-F)
Voorbeeld: de Nederlandse Waterschapsbank financiert Carport Zonnepark Harderwijk
Een uitdagende businesscase kan met een publieke partner én slimme financiering haalbaar worden, zo laat het voorbeeld van de nieuwe Solarcarport Zonnepark Harderwijk zien.
De lokale coöperatie deelt het eigendom met de gemeente (respectievelijk 49/51%). Door deze partnerschap was het mogelijk om een lening van 2 miljoen euro af te sluiten bij de Nederlandse Waterschapsbank, met een lage rente en lange looptijd van 25 jaar. De gemeenteraad stemde begin 2021 in met deze samenwerking en een garantstelling voor de lening. Daarnaast ondersteunt de provincie Gelderland het plan met een subsidie van 100.000 euro omdat er burgers bij betrokken zijn. Inwoners van Harderwijk kunnen mee financieren; bijna 100 deelnemers brachten 10.000 euro op.
De coöperatie Endura-Harderwijk: “Een carport bouwen werkt kostprijsverhogend. De jaarlijkse financieringslasten van een carport zijn normaliter driemaal zo hoog als het huren van een dak. Echter door hiervoor een samenwerking aan te gaan met de gemeente Harderwijk is het mogelijk om tegen gunstige voorwaarden geld te lenen en wordt de financieringslast van de carport acceptabel. De businesscase ziet er goed uit”.
website: www.Endura-harderwijk.nl
Wind, zon: rendement uit opwek terug de gemeenschap in via lokale baten, omgevings- of gebiedsfondsen
Is een wind- of zonnepark eenmaal in bedrijf dan levert het financieel rendement op. De (meeste) coöperaties willen dat de baten uit wind- en zonprojecten ten goede komen aan de lokale omgeving. Ze keren een deel van de opbrengsten uit aan de lokale investeerders en reserveren daarnaast een deel voor lokale sociale of duurzame projecten, vaak in de vorm van een gebiedsfonds (ook wel aangeduid als omgevingsfonds, duurzaamheids- of leefbaarheidsfonds). De meeste (oudere) windcoöperaties en dorpsmolenstichtingen doen dat al jaren: afgelopen jaren zijn verschillende dorpshuizen, scholen en sportinstellingen ‘gesubsidieerd’ uit de windopbrengsten.
Inmiddels houden vrijwel alle nieuwe windparken, coöperatief en niet-coöperatief, een gedeelte van de winst vrij voor een gebiedsfonds. Hierbij wordt een richtbedrag van 0,50 euro per opgewekte MWh aangehouden [Dit is conform de Gedragscode Acceptatie & Participatie Wind op Land (2014, herziene versie november 2020)]. Ook bij de zonneparken neemt het aantal gebiedsfondsen toe [Participatiemonitor 2020 (publicatie 2021)].
In bijlage 6b is een overzicht opgenomen van gebiedsfondsen van coöperatieve wind- en zonneparken. Deze lijst is niet compleet. We weten niet van alle coöperatieve zon of windprojecten of er een gebiedsfonds is ingericht. Het overzicht geeft wel een beeld van de situatie.
Het volgende valt op:
- De coöperaties reserveren 0,50 tot 1,00 euro per MWh van de opbrengsten voor de omgeving.
- Het gaat om bedragen van 20.000 tot meer dan 100.000 euro per jaar per wind- of zonnepark.
- De gelden zijn bedoeld voor maatschappelijke en duurzame projecten in de omgeving.
- De inrichting van de fondsen krijgt steeds meer vorm (organisatievorm, fondsbeheer, vertegenwoordiging, spelregels).
Nieuwe vragen: zeggenschap over de gebiedsfondsen
Nu er gelden vrijkomen uit de wind- en zonneparken roept dat wel een aantal belangrijke vragen op over wie hierover zeggenschap heeft. Het gaat over serieus geld. Om een idee te geven: bij een toekomstige situatie van 6.000 tot 9.000 MW wind op land in 2030 hebben we het over een afdracht van 9 tot 14 miljoen euro per jaar van windparkeigenaars aan de lokale omgeving.
Het idee is dat de omgeving meebepaalt wat er met deze gelden gebeurt. Relevante vragen zijn dan: wie vertegenwoordigt de omgeving? Wie besluit over de besteding van de gelden? Hoe waarborg je dat dit zorgvuldig en democratisch gebeurt? De zeggenschapsvraag geldt ook voor wind- en zonneparken van burgercoöperaties. Want ook in dat geval beslist niet de lokale coöperatie, maar andere vertegenwoordigers van de omgeving over het gebiedsfonds. Zo ontstaan meerdere kringen van lokale vertegenwoordiging rondom coöperatieve zon- en windenergieprojecten.
Inmiddels zijn verschillende soorten gebiedsfondsen ontstaan die verschillen in termen van beheer, doelen en omvang. Meestal wordt een stichting opgericht met een ANBI-status, met oog op besteding van middelen van algemeen nut. Het bestuur en de raad van toezicht bestaan uit lokale vertegenwoordigers. De stichting houdt zich aan specifieke doelstellingen en voorwaarden die statutair zijn vastgelegd en werkt samen met dorpsraden en -verenigingen, maatschappelijke instanties, of nieuw opgerichte bewoners- of omgevingsraden. Bewoners uit de omgeving kunnen vervolgens aanvragen indienen voor subsidie uit het fonds. In de praktijk zien we ook voorbeelden waarbij een gemeente het omgevingsfonds in beheer heeft (Breda, Westerwolde).
Soms krijgt een lokale coöperatie een deel van de gelden in beheer, zonder dat ze zelf (mede)eigenaar is van het wind- of zonnepark. De leden van de coöperatie bepalen dan zelf wat er met het geld gebeurt. We komen coöperaties hier dan tegen in een andere rol, namelijk als fondsbeheerder of ontvanger van gelden van een gebiedsfonds van andere projectontwikkelaars. In Groningen bij Oudeschip is hierdoor een interessante dynamiek ontstaan. De coöperatie gebruikt de omgevingsgelden uit een commercieel windpark om eigenaar te worden van een windmolen in een ander nog te bouwen windpark.
Voorbeelden: Lokale coöperatie ontvangt of beheert de gelden
De Friese coöperatie Buitenpost (Achtkarspelen) beheert het gebiedsfonds van zonnepark Sinnegreide van Solarfields (7.500 euro per jaar). Het is bedoeld voor maatschappelijke, duurzame en collectieve projecten. Een adviescommissie van de coöperatie beoordeelt de aanvragen. In juli 2021 ondertekenden de coöperatie en de gemeente een samenwerkingsovereenkomst waarin de doelen, rollen en taken voor het fondsbeheer zijn vastgelegd.
In de Westerwolde (Groningen) ontvangt de gemeente geld uit zonnepark Harpel I van Powerfield. De gemeente werkt nog aan de inrichting van een duurzaamheidsfonds. Totdat de spelregels duidelijk zijn, houdt de gemeenteraad het geld vast. Voor de lokale coöperatie STUW is dat lastig. Ze hebben inmiddels plannen klaarliggen en willen aan de slag met duurzaamheidsactiviteiten. Het College wil de aanvraag toekennen, de oppositie wil eerst een duurzaamheidsfonds én spelregels.
Voorbeeld: lokale coöperatie zet gebiedsfonds in voor nieuwe coöperatieve windontwikkeling
In Groningen ontstaat een interessante dynamiek rond het gebiedsfonds van een nieuw windpark. De lokale coöperatie uit Oudeschip ontvangt een bijdrage uit het gebiedsfonds van het Windpark Oostpolder. De leden van de coöperatie besloten om het bedrag te investeren in twee windmolens van het nieuw te bouwen Windpark Eemshaven West. Zo ontstaat coöperatieve windenergie uit de bijdragen van commerciële windpark-eigenaren. “Energiecoöperatie herinvesteert zak geld in nieuwe turbines: Dit is vrij uniek”, kopte de lokale pers.
Het gebiedsfonds bevat in totaal 375.000 euro, waarvan 100.000 euro bestaat uit de bijdrage voor de aanleg van nieuwe windturbines (1.050 per MW) die door de provincie Groningen verplicht is gesteld. Energie Coöperatie Oudeschip en Omstreken ontvangt 70.000 euro per jaar uit dit fonds. De eigenaren van Windpark Oostpolder zijn Waddenwind (een agrariërscollectief van grondeigenaren), Gijzenberg Windenergie (private ontwikkelaar) en Innogy SE (marktpartij). Windpark Eemshaven West is een initiatief van Vattenfall en het agrariërscollectief Stichting Eemswind, en in de toekomst ook van de lokale coöperatie uit Oudenschip.
Wind, zon: trends en uitdagingen bij financiering
Er zijn de nodige zorgen over de toekomst wat betreft financiering, zo geven lokale initiatiefnemers aan. In de enquêtes en gesprekken wijzen zij de op de volgende punten en oplossingsrichtingen.
De ambities zijn hoog, er is veel geld nodig
Er moeten grote bedragen worden opgehaald, zeker als de coöperaties de regionale doelen willen realiseren met tenminste 50% lokaal eigendom. Dat is met name in gebieden met een relatief lage bevolkingsdichtheid lastig, terwijl daar vaak kansen voor nieuwe wind- of zonneparken liggen.
Voor jongere, minder ervaren coöperaties is het organiseren van financiële participatie een uitdaging. In Limburg meldt een coöperatie dat ze kunnen deelnemen in vijf zonneparken die allemaal tegelijkertijd moeten worden gerealiseerd. Het ontbreekt hen aan voldoende eigen vermogen, en aan de ervaring om dat bedrag in een keer op te halen bij (nieuwe) leden.
Een oplossingsrichting kan zijn: tijdelijke ondersteuning van collega-coöperaties en hun leden en geleidelijke herfinanciering door bewoners uit de eigen lokale omgeving. Dit kunnen coöperatieve projectbureaus ook landelijk of regionaal coördineren.
Geld werven is specialistisch werk
De werving van kapitaal met obligaties of participaties stelt hoge eisen aan de uitvoering en daarmee ook aan de professionaliteit van de coöperatie. Werving moet zorgvuldig gebeuren conform de eisen van de Autoriteit Financiële Markten (AFM), privacywetgeving, e.d. Het gaat immers om (spaar)geld van particulieren. Er is grote behoefte aan ondersteuning op dit gebied.
Behoefte aan vangnet voor toekomstige financiële risico’s
Naarmate de wind- en zonneparken groter worden, nemen ook de financiële risico’s toe. Dat geldt niet alleen voor de ontwikkelfase, maar ook in de exploitatiefase. In een turbulente elektriciteitsmarkt kunnen liquiditeitsproblemen ontstaan die niet zijn voorzien. Coöperaties zijn relatief kwetsbaar, omdat ze meestal maar een of enkele projecten in beheer hebben en risico’s niet kunnen spreiden. Dit levert ook persoonlijke risico’s op voor het bestuur.
Er is behoefte aan een vangnet om toekomstige schokken op te vangen, bijvoorbeeld met een garantiefonds. Dit zou binnen de coöperatieve sector georganiseerd kunnen worden, zo suggereren enkele initiatiefnemers. Collega-coöperaties kunnen bijvoorbeeld een kleine reserve aanhouden en samen met anderen inspringen als een coöperatie in financiële nood komt (naar voorbeeld van coöperatieve broodfondsen). Ook denken zij aan garantstelling door overheden (naar het voorbeeld van Deense warmtecoöperaties).
Mensen met een smalle beurs moeten ook mee kunnen doen
Inclusiviteit en energiearmoede staan hoog op de agenda van coöperaties én gemeenten. Iedereen moet mee kunnen doen, ook mensen met een smalle beurs. Er zijn al vele voorbeelden van projecten met collectieve zonnedaken (en soms zonneparken), waar mensen zonder geld in te leggen wel het voordeel hebben van een verlaagde energierekening (in de oude postcoderoosregeling). Het Op Rozen-model, de nieuwe huurder-coöperaties zoals ZonSamen en het Groningse zonnepark Zonnedorpen zijn goede voorbeelden.
Het is ook een uitdaging, want het geld moet ergens vandaan komen. Zonder inbreng van eigen vermogen is het lastig om bancaire financiering te vinden. Vaak springt een provinciaal fonds in het gat en kan een coöperatie met minimale inbreng van eigen vermogen eigenaar zijn. De afhankelijkheid van externe financiers roept vervolgens nieuwe vragen op over zeggenschap en verdeling van risico’s.
Financieringsvoorwaarden verschillen per provincie en regio
De financieringsmogelijkheden en -condities voor coöperaties verschillen op dit moment per provincie, regio en gemeente. Daardoor verschillen de mogelijkheden voor energiecoöperaties om projecten te realiseren en is het ingewikkelder om landelijk van elkaar te leren.
Overnames en inkopen in bestaande wind- en zonneparken
Tot slot nog een belangrijke trend: coöperaties nemen vaker aandelen van operationele wind- en zonneparken over van projectontwikkelaars. Ze verwerven eigendom ná de realisatie. We zien in 2020-2021 voorbeelden van de overnames van drijvende zonneparken in Overijssel en Friesland en van een windpark in Holland Rijnland. In Enschede neemt de coöperatie een zonne-installatie op een groot dak over. Ook in de samenwerking met marktpartijen en in situaties van gedeeld eigendom kan sprake zijn van tussentijdse eigendomsoverdracht gaandeweg het ontwikkelproces. Dat vraagt om nieuwe expertises, bijvoorbeeld over overnameprijsberekeningen, financiële risicoanalyses en onderhandelingsvaardigheden.
Uit een aantal voorbeelden blijkt dat de overnameprijs en voorwaarden aanzienlijk kunnen verschillen, bijvoorbeeld tussen een overname van een marktpartij en semipublieke instellingen zoals het Overijssels Energiefonds, het Brabants Energiefonds en Herstructureringsmaatschappij Overijssel (HMO). Een systematische vergelijkende analyse ontbreekt, maar kan naarmate meer voorbeelden beschikbaar komen meer licht op de zaak laten schijnen.
Warmte: financiering coöperatieven nog in ontwikkeling
Tot slot, richten we de aandacht op lokale warmte-initiatieven. De financiering is een van de grote uitdagingen waar alle initiatiefnemers tegenaan lopen. Dat geldt overigens ook voor marktpartijen die met lokale warmte aan de slag willen. Elke projectfase (haalbaarheidsonderzoek, projectontwerp, ontwikkeling, bouw en exploitatie) heeft daarbij een eigen financieringsbehoefte.
Initiatiefase
De lokale warmte-initiatieven bevinden zich vrijwel allemaal in een initiatiefase. In deze fase is financiering nodig voor de inhuur van specialisten, haalbaarheidsonderzoek en - minstens zo belangrijk - voor de begeleiding van het proces. De lokale initiatiefnemers willen de plannen in nauwe samenspraak met wijkbewoners ontwikkelen en dat vraagt tijd, aandacht en kennis. Ook de proces- en advieskosten moeten gedekt zijn. Landelijke en Europese onderzoeksubsidies, en subsidies van de gemeente en/of provincie bieden ondersteuning in deze fase.
Ontwikkelfase
Zodra een plan levensvatbaar is, is financiering nodig voor de verdere uitwerking tot een meer gedetailleerd ontwerp. Het Rijk is met de proeftuinen uit het Programma Aardgasvrije Wijken een belangrijke financier van deze fase. De afhankelijkheid van de proeftuinsubsidie en daarmee van de gemeente, maakt ook kwetsbaar. Lokale warmte-initiatieven zonder subsidie lopen in deze fase tegen een belangrijke barrière op. Ze kunnen dan eigenlijk moeilijk verder met hun plannen. Landelijke en Europese onderzoeksubsidies, subsidies of leningen van de gemeente en/of provincie bieden ondersteuning in deze fase.
Exploitatie
Voor de bouw- en exploitatiefase is de SDE++-subsidie van belang om de businesscase sluitend te krijgen. Zonder subsidiëring is duurzame warmte nog niet rendabel te exploiteren als woonlasten-neutraal alternatief voor aardgas, en is daarmee ook niet financierbaar. Sinds 2020 komen aquathermie projecten in aanmerking voor een SDE-subsidie, een exploitatiesubsidie over 15 jaar. Met subsidiëring van de onrendabele top is het project in beginsel ook financierbaar. In deze fase komt daarmee ook bancaire financiering in beeld. De banken zijn terughoudend, onder andere omdat er nog weinig ervaring is met lokale warmteprojecten. De coöperatieve warmteprojecten zijn behalve technologisch, ook sociaal innovatief; met aquathermieprojecten is nog relatief weinig ervaring opgedaan en het coöperatieve beheer komt in Nederland nog weinig voor. Landelijk werken de coöperaties, vertegenwoordigd door Buurtwarmte, samen met de banken aan een financieringsmodel voor coöperatieve warmteprojecten (voortbouwend op het DEI-onderzoek met TNO in 2019-2020).
Werk in uitvoering: zoeken naar oplossingen
De financieringsvraag voor lokale duurzame warmte heeft de aandacht van alle partijen in de warmtesector én uiteraard ook van de coöperatieve warmtesector. De coöperaties vertegenwoordigd door Energie Samen Buurtwarmte volgen een aantal sporen:
- Energie Samen pleitte in 2021 voor openstelling van het Ontwikkelfonds voor energiecoöperaties voor coöperatieve warmteprojecten. Zij vonden gehoor bij de Tweede Kamer, want begin november 2021 nam de Tweede Kamer een motie aan waarin het de regering verzoekt om het ontwikkelfonds ook open te stellen voor warmteprojecten.
- Energie Samen sloot zich in 2021 aan bij het voorstel van NWN! (Nieuwe Warmte Nu!) voor financiering van Duurzame Collectieve Warmtesystemen (DCW’s) uit het Nationaal Groeifonds. NWN! is een consortium van warmtebedrijven, netwerkbedrijven, kennisinstellingen, brancheorganisaties en overheden. Van tenminste twee coöperaties is bekend dat ze een aanvraag hebben ingediend bij het Nationaal Groenfonds via NWN! (Heeg, Ankeveen).
- Energie Samen, Alliander, Klimaatverbond Nederland en de Rabobank kondigden in oktober 2021 aan de krachten te willen bundelen. Ze willen samen tenminste 1000 aardgasvrije buurten realiseren op een coöperatieve grondslag. De Rabobank zet zich in om financiering via de bank toegankelijk te maken.
Voorbeeld: Coöperatie Wattnu over het Warmtenet Muiderberg
De financiering van de ontwikkelfase is lastig, zo geeft de lokale coöperatie WattNu aan: “Ook andere coöperaties in het land lopen hier tegenaan: wie wil het voorfinancieren en wil mede het risico dragen? We zijn tien jaar verliesgevend, daarna gaat het pas vliegen. Zo'n warmtenet ligt er voor vijftig jaar, dus de investering is gemakkelijk terug te verdienen, maar het moet wel voorgefinancierd worden. Er zijn nu twee bedrijven die met eigen vermogen en kennis willen participeren. Daarvan moeten we er nu een kiezen.”
Ook voor particulieren is voorfinanciering een probleem: woon je wel lang genoeg in je huis om de investeringen terug te verdienen? …. Daarom proberen wij de kosten zoveel mogelijk weg te houden bij de bewoner. Door zoveel mogelijk subsidie op te halen, worden de aansluitkosten lager.”
Bijlagen
Bijlage 6a geeft een overzicht van coöperaties die in 2021 financiering hebben geworven in de omgeving via uitgifte van obligaties of participaties. Dit overzicht is niet compleet maar geeft een beeld van de campagnes.
- Een obligatie is een lening van de deelnemer aan de coöperatie (of de windpark BV) waarover de deelnemer jaarlijks rente ontvangt. De lening wordt binnen de afgesproken looptijd afgelost. Dat kan lineair (elk jaar een gelijk deel) of annuïtair (aflopend, waarbij rente en aflossing jaarlijks gelijk zijn).
- Een participatie/ ledenkapitaal is een vorm van kapitaalinleg waarbij de deelnemer een bedrag investeert in de coöperatie (of de windpark BV) en een jaarlijkse uitkering ontvangt. De deelnemer verdient de inleg terug en behaalt rendement op zijn investering. Er geldt geen terugbetalingsverplichting.
De obligaties én participaties worden uitgegeven in delen van 50, 100, 250, 500 of 1000 euro per stuk (of in uitzonderlijke gevallen grotere delen).
Downloads
Dit artikel is aanvullend op de Lokale Energie Monitor 2021, en is geschreven door Anne Marieke Schwencke.